
Ik ben bang voor spinnen. Zelfs het allerkleinste iniminie spinnetje durf ik niet weg te halen. Dan gil ik keihard naar de dichtsbijzijnde persoon.
Ik ben niet dol op kleine ruimtes. Het is niet zo ik geen lucht krijg maar ik krijg het gewoon benauwd. Ik moet me kunnen bewegen. Lig ik in een kist? Dan moet ik er gewoon uit. Ik krijg het gewoon benauwd van het niet kunnen bewegen. Raar?
Verder heb ik hoogtevrees, geen erge maar toch. En ik moet ook nooít naar boven kijken als ik ergens op sta. Behalve als het een keukentrapje is en ik een lamp moet verwisselen.
Oh, en ik ben als de dóód voor ongelukken: ik ben een keer geschept door een auto, al keek ik goed uit m'n doppen: enkelbanden gescheurd.
Voorzichtig het hoekje omgaan tijdens het fietsen: precies tegen de punt van het stenen muurtje terecht komen.
Ook tijdens het oversteken: zodra er een auto in zicht is: Daan wacht net zolang tot élke auto voorbij is.
Zul je misschien zeggen: zo erg is het niet; ik kan je vertellen: het is wel zo erg bij mij. Ik zie zelfs kan om van een laag trapje te vallen en iets te breken.